Bereikbaarheid

Onbereikbaar ideaal

Gesproken column door schrijver Leo Klep

Als ik in Wageningen zoek naar een icoon, in de betekenis van een persoon die zijn stempel heeft gedrukt op een bepaald tijdperk èn op het uiterlijk van de huidige stad, dan kom ik al snel uit bij de beroemde en beruchte burgemeester De Niet. Een van de eerste Wageningse bestuurders die serieus geprobeerd heeft om de gewone Wageninger fatsoenlijk onder dak te brengen en bovendien één van de eersten die een werkelijke aanzet leek te geven om het voornaamste monument dat we hebben – het oude centrum – ook verkeerstechnisch de centrale plek te geven die het verdient.

Toegegeven, het Uiterwaardenplan is niet doorgegaan maar De Niet heeft niettemin – excuséz le mot – een belangrijke poging gedaan om het centrum bereikbaar te maken. Zoals in de dertiende eeuw de Dijkgraaf en de Rijnsteeg door de Hertog van Gelre werden aangelegd om de grachten van water te voorzien, zo maakte De Niet langs vrijwel dezelfde lijnen een begin aan de Rooseveltweg en de huidige Kortenoord Allee / Costerweg om zo het centrum te voorzien van het levenselixer van de moderne economie: normale bereikbaarheid.

Het absolute symbool van Wageningen is dat we die bereikbaarheid nièt willen.

Natuurlijk heeft Wageningen een handicap: het ligt aan een rivier en het is niet ontstaan vanuit de handel maar uit militair-strategische overwegingen. Wageningen ligt aan een grèns en de facto niet op een kruising van wegen. Het is een grensplaats op de lijn Arnhem-Utrecht. Maar de kruisende noord-zuid verbinding lag binnen Gelre en mocht daarom een eind buiten de stad liggen. Diedenweg-Lexkesveer is een verhaal van Oud-Wageningen. Later is die noord-zuidverbinding vervangen door Veerstraat-Grintweg (Churchillweg) – maar buiten de stad bleef het. En als Wageningers in vroeger tijden vanuit het centrum naar het noorden wilden – naar Bennekom of verder – gingen ze liefst via de eerste of tweede Buurtseweg, want die grintweg was òm. De enige serieuze weg die zich iets aan het centrum gelegen liet liggen bleef de oost-west verbinding.

Toen die oost-west verbinding begin negentiende eeuw – uit de erfboedel van Napoleon – verheven werd tot Route National – tot Rijksstraatweg – ging dat nog steeds via het centrum, via de Hoogstraat. Hoewel, de bedóéling was dat al niet meer. Als je vanuit Rhenen langs de huidige Nude – de oude Rijksstraatweg – richting Wageningen gaat dan zie je niet klassiek – zoals het hoorde – de kerktoren van Wageningen, maar de richting van de weg blijkt zuidelijk langs het centrum te scheren. Het idee was klaarblijkelijk om via de Grebbedijkdijk – langs Holleman en de Veerweg – onderlangs naar Renkum te gaan. Hetzelfde idee dat de ontwerpers van de Rhijnspoorweg rond 1840 ook in gedachten hadden: naar hun idee was het niet station Ede-Wageningen maar station Wageningen-Spijk geworden.

Torck had een eeuw eerder een centrum-rondweg langs de noordzijde getrokken: een route om stinkende mestkarren uit de Hoogstraat te weren, precies zoals elke moderne plaats later een weg zou zoeken om zware vrachtauto’s buiten het centrum te houden. In veel vestingsteden zie je voor zo’n doel een soort rondweg net buiten de gracht, maar Torck had de pech dat Duivendaal, het Duivelsdal, extreem nat was zodat hij – uit zuinigheid – koos voor de bestaande Olde Dam: de huidige Lawickse Allee.

Eigenlijk is daar de ellende begonnen. Uit misplaatste zuinigheid koos Torck voor een mal hoekige Costerweg – Lawickse Allee als oplossing voor de oost-west verbinding. Een tracé dat de tram later ook zou gaan volgen: je bent er bijna, maar je bent er nog làng niet. De kerkspits is op 100 meter, maar na nog een kilometer hobbelen was je op 200 meter: station Wageningen!

Hoera.

Die pesterij hebben we in Wageningen nooit meer afgeleerd. Natuurlijk, De Niet (of zijn trawant, stadsontwikkelaar Van Embden) hebben de aanzet gegeven met wegen naar het noorden en zelfs een rivierbrug bij De Wolfswaard, maar hun opvolgers hebben met die nieuwlichterij direct korte metten gemaakt.

Wat er gebeurd is is voer voor psychologen maar ‘werkende weg’, om met Lubbers te spreken, is er iets fundamenteel misgegaan.

Een eerste voorbeeld. Lopende het project van De Niet is het tracé van de Rooseveltweg afgebogen naar the middle of nowhere. Oostwaarts. Als je het tracé van de De-Niet-Rooseveltweg vanuit het centrum doortrekt dan ga je dwars door het huidige winkelcentrum van de Tarthorst (jawel, precies waar de huidige rationele fiets-student zijn weg zoekt) richting Bornsesteeg. Nog wat verder en het zou ter hoogte van de Kielekampsesteeg de Mansholtlaan bereikt hebben.

Dat kàn, zo moeten de toenmalige anti-bereikbaarheids-beslissers gedacht hebben, niet de bedoeling zijn. En dùs werd de in tweede instantie de Tarthorst in het tracé geworpen om een logische route vanuit het centrum richting noorden en richting de DLO-campus onmogelijk te maken. Voor de zekerheid werden er àchter de Tarthorst een brede loopgraaf aangelegd en een hoge dam opgeworpen, om koste wat het kost te voorkomen dat er nog ooit iemand dáár een weg richting Wageningen zou kunnen aanleggen: de Blauwe bergen.

U kijkt mij aan vol ongeloof. Wie kan die bedoeling gehad hebben?

Mensen, ik weet het niet.

Maar kijk, wat er voor en na gebeurd is. We hadden onze Bennekomse weg waarlangs het trammetje trouw richting Bennekom reed. Toen de tram werd opgeheven hebben we er een Asserpark-studentenflat tegenaan gegooid om te zorgen dat die weg definitief werd afgesloten. En de Grindweg, die in het geniep via Hoevestein richting Mansholtlaan dreigde te leiden, werd rücksichtlos afgesloten. Er werden later Chinezen van Azia Plaza ingehuurd om die doorgang te bewaken. De Churchillweg werd daarbij – in de traditie van de Rooseveltweg – zodanig afgebogen dat ie nergens meer terecht kwam. En toen er dan toch nog mensen die route dreigden te nemen werd de Chrurchillweg zodanig smal gemaakt dat goedwillende ouders hun kinderen verboden er nog langer gebruik van te maken.

Om de aandacht af te leiden werd vervolgens de Kortenoord Alle gebombardeerd tot de ‘ruggegraat’ van het Wageningse mobiliteitsbeleid. Een grotere omweg naar het Centrum is op Wagenings grondgebied niet denkbaar, dus dat was politiek goed haalbaar. Om te voorkomen dat er mensen met bereikbaarheids-dealen zouden komen werd de Rooseveltweg van De Niet – nog altijd de meest richtige en bovendien ruimste verbinding met de rest van de wereld, inclusief de campus, – vakkundig versmald tot slootkant. Stel je voor: vierbaans, de mogelijkheid tot vrije busbanen, in een paar minuten van campus naar binnenstad: in de Wageningse traditie moet zo’n verbinding onmiddellijk dicht.

De Rooseveltsingel markeert een hoogtepunt in het Wageningse zelfbewustzijn: we gingen los. Het Binneveld werd afgesloten om gespuis uit Veenendaal de voet dwars te zetten; eventuele invallers uit het oosten stuiten inmiddels op een 5-mei plein vol paaltjes. Onverlaten die vanuit Rhenen zouden proberen via de Nude de stad te bereiken stuiten op een wirwar van moderne heuveltjes in het centrum van die wijk; en zelfs Wageningers die vanuit de wijken op beschaafde wijze proberen de stad te bereiken via de Van Uvenweg wordt sinds jaar en dag de voet dwars gezet bij horeca-vakschool. Zelfs tot in Bennekom en Ede reikte onze tentakels: vakkundig werd daar bewerkstelligt dat je wel vanuit Wageningen naar Ede kunt, maar andersom worden mensen vóór het centrum van Bennekom al de verkeerde kant op gestuurd. En wie in Ede de bus wil nemen moet bij voorkeur aan de verkeerde – noordelijke kant – de bus nemen. Dat is lekker om.

Misschien is het de oorlog, denk ik wel eens. Het idee dat je met boomstammen over de weg de vijand kunt keren. Of het ANWB-bord de verkeerde kant opzetten om de vijand te misleiden. Bordjes: ook zoiets. Bezoekers van Wagenings grootste toeristische attracties (het Depot en Belmonte) krijgen nergens aangegeven hoe ze Wageningen zouden kunnen bereiken. Hilarisch hoogtepunt is het voorbeeld van Laurens van der Zee die opmerkte hoe fietsers vanaf Lexkesveer keurig over de berg geleid worden om Wageningen te bereiken. Dat je ook simpel onderlangs via de Veerweg kunt: daar hebben buitenstaanders niks mee te maken.

Als ik dan een symbool moet noemen – een symbool van het Wageningse bereikbaarheidsdenken – dan zijn het de Tarthorst en de Roghorst. Niet alleen omdat ze Wageningen fysiek afsluiten van de rest van de wereld. Als jonge vader heb ik indertijd al geleerd dat je kinderen niet hoeft te vermaken met een bezoek aan dure labyrinten of het uitzetten van ingewikkelde speurtochten in ondoordringbare bossen. We stuurden de koters gewoon de Tarthorst of de Roghosrt in met de opdracht een willekeurig huisnummer te zoeken. Een hele middag Wageningse pret.